donderdag 1 maart 2018

OVER HET LIJK VAN VAN MIERLO

Wat al een poosje in de pen zat, is deze week dan eindelijk gebeurd. De Tweede Kamer heeft het raadgevend referendum weggestemd. Beter gezegd; het referendum is ten grave gedragen gelijk tijdig met de illusie van een beetje meer democratie. En wie was de slippendrager? Kajsa Ollongren, de minister van binnenlands zaken van D’66. Ja, inderdaad, D’66, de partij van het referendum bij uitstek. Kun je nog verder zinken?, is dan de volgende vraag. Waarschijnlijk niet. Een ding is zeker; de oprichter van D’66, Hans van Mierlo, heeft in de laatste dagen liggen tollen in zijn graf. Dat kan gewoon niet anders.

Wie zich de tijd van de oprichting van D’66 kan herinneren in, hoe kan het ook anders, 1966, weet nog wat een spektakel deze partij toen ontketende. Voor het eerst sinds lange tijd zou Nederland een nieuwe partij krijgen. Het zou ook niet zo maar een partij als vele anderen worden, D’66 zou de Nederlandse politiek voorgoed op zijn kop zetten. Een frisse wind, met een frisse leider, Hans van Mierlo, die vooral bij de vrouwelijke kiezers goed scoorde. De uitspraken van Van Mierlo logen er niet om. Nederland moest open gebroken worden. Het was tijd voor meer democratie, echte democratie, heel anders dan we van de oude vastgeroeste partijen gewend waren. En het centrale punt van dit alles moest het referendum zijn. Dan pas zouden de burgers echt mee kunnen praten, en nog belangrijker; meebeslissen.

Waarschijnlijk kan niemand zich nu meer voorstellen wat er toen allemaal gebeurde. Vandaag ziet  bijna iedere week een nieuwe partij het levenslicht, maar in de jaren 60 van de vorige eeuw was dat het verhaal van het jaar. Natuurlijk hadden Van Mierlo en zijn club de tijd mee. De jaren 60 waren een tijd van doorbraak en het wegwerken van taboes. Het was de tijd van onrust in Frankrijk en elders, de Provos waren actief in Amsterdam en de seksuele revolutie stond op uitbarsten. Binnen alle ontwikkelingen in die tijd paste D’66 precies. De partij beloofde een frisse wind, en Nederland zou nooit meer hetzelfde zijn. Het was dus duidelijk dat de club een echte doorbraak verwachtte. Deze droom kwam maar deels uit. Zeker, D’66 kreeg steun, vooral van jongeren en kiezers die het oude zuilensysteem meer dan zat waren. En, daar was de partijleiding blij mee. Maar voor een echte doorbraak was het te weinig, en dat had eigenlijk ook geen verrassing moeten zijn. In de Nederlandse politiek breekt eigenlijk geen enkele partij echt door. Ook nu nog niet. Het loopt altijd uit op coalitievorming.

D’66 was dus gearriveerd en zat in de Kamer maar daarmee was de frisse wind voorlopig uitgeblazen. Begin jaren 70 mocht de partij een bijwagen zijn in het beroemde Kabinet Den Uyl. Maar door de inbreng van de andere deelnemers was de club van Van Mierlo maar deels zichtbaar. Veel verder is men ook nooit gekomen. Overigens was D’66 niet het enige experiment om een doorbraak te forceren. In 1970 ontstond ook nog DS’70, een lang vergeten partij die werd geleid Willem Drees junior. Ook deze partij beleefde een klein doorbraakje en won 8 zetels. De afsplitsing van de PvdA stond verder vooral bekend om de verkiezingsposters en stickers die de vorm hadden van een wybertje. Dat was eerder nooit vertoond. Veel heeft het niet geholpen, en de partij is al heel lang begraven onder een dikke laag Haags stof.

Maar terug naar D’66. Na de spraakmakende start en de vele publiciteit rond de persoon van Van Mierlo bleef men stug doorzetten om toch maar weer in het centrum van de macht te komen. Makkelijk was het allemaal niet, maar men bleef wel vasthouden aan de plannen voor meer democratie, inclusief natuurlijk het beroemde referendum. Maar de heersende klasse was al nooit een voorstander van dit middel, en daar is ook nooit verandering in gekomen. Zowel met het referendum over de Europese grondwet, als ook het associatieverdrag met de Oekraïne leden de verschillende regeringen gevoelige nederlagen, omdat het volk heel goed wist wat er op het spel stond. Zoals je zou verwachten werden de uitslagen nooit uitgevoerd, en de plannen gewoon doorgezet. Toch was men hier niet tevreden mee. Natuurlijk kon men het resultaat van iedere volksraadpleging naast zich neerleggen. Maar dat zag er toch iedere keer weer ondemocratisch uit en het voelde ook als een vernedering. Helemaal afschaffen was dus veel beter. Dan was men van het hele geneuzel af.

Veel zou het toch niet uitmaken, want de referenda die gehouden zijn veranderden niets. Rutte III kreeg dan ook de taak om de wet voorgoed de nek om te draaien. En Nederland zou Nederland niet zijn, als men daarbij niet op het idee was gekomen om het vuile werk te laten doen door de partij die eigenlijk ook gerust referendum partij had kunnen heten. Tijdens de debatten liet D’66 nog wel kleintjes weten dat de afschaffing niet hun idee was geweest. Maar ja, D’66 is intussen niets meer dan een gewone bestuurderspartij, en bevel was natuurlijk ook nog een keer bevel. Dus mocht Ollongren de kooltjes uit het vuur halen. Met de hete adem van Rutte in de nek voerde ze haar taak met veel wippen en duiken uit. Als bestuurderspartij ga je over lijken, zelfs als het om het lijk van je oprichter gaat.


Zeker, de Eerste Kamer moet het allemaal nog goed keuren, en er zal nog wel wat gepuft en gesteurd worden. Maar eigenlijk is de kogel gewoon door de kerk. Er mag zelfs geen referendum over de beslissing komen, en een alternatief is er ook niet in de aanbieding. Dus is het vijgenblad dat zich democratie noemt weer een stukje kleiner geworden. We mogen het blijven doen met de onzin die men verkiezingen placht te noemen. Natuurlijk wisten we al heel lang dat we hier niets te zeggen hebben. Het enige goede aan de afschaffing van het referendum is, dat de Haagse elite toch weer eens gedwongen was om te laten zien wat een geweldige “democraten” er toch op het Binnenhof zetelen. En Van Mierlo….als hij zijn oude partij nu nog in actie zou zien, zou hij waarschijnlijk doen wat hij meestal in dit soort gevallen deed; de kroeg in duiken.