Dit voorjaar is het precies 100 jaar
geleden dat in Ierland de Paasopstand van 1916 uitbrak. Een heroïsche opstand
waarvan de echo’s ook vandaag nog doorgalmen. De gebeurtenissen van 1916 hebben
uiteindelijk het huidige gezicht van Ierland bepaald en blijven daarom van
groot belang. Tijd dus voor een terugblik naar 1916, en een blik richting de
toekomst. Want de Ierse kwestie is nog lang niet opgelost.
Dublin 1916
Aan de Paasopstand, die uitbrak op Paasmaandag
24 april 1916, gingen honderden jaren
van onderdrukking en repressie vooraf. De Britse heersers zagen de Ieren als
tweede klas burgers die in feite geen rechten hadden en waren overgeleverd aan
de grillen van landheren, de politie en het leger. Huisuitzettingen,
mishandelingen en moorden waren aan de orde van de dag. Verschillende malen was
er gesproken over zelfbestuur, maar daar was niets van terecht gekomen, deels
door de oppositie van de protestanten in het noorden. Deze orangisten waren zwaar
bewapend en hadden veel invloed op de Britten. Toch lieten de Ieren de droom
van onafhankelijkheid nooit varen, en nadat verschillende opstanden over de
jaren waren mislukt, sloeg de vlam opnieuw in de pan in 1916.
De opstand, die al enige jaren was voorbereid,
vond plaats tijdens de Eerste Wereld Oorlog, toen grote delen van het Britse
leger in Frankrijk en België vochten. De organiserende kracht achter de
gebeurtenissen in de Paasweek was de Irish Republican Brotherhood, een
voorloper van de IRA. Over de jaren heeft de Ierse vrijheidsbeweging
verschillende namen gehad, variërend van de Fenians tot de Provisionals van de
jaren 70 en 80. Maar het programma is altijd hetzelfde gebleven; de
onafhankelijkheid van heel Ierland en een einde aan de Britse invloed. Ook
vandaag is dit nog niet anders. De Irish Republican Brotherhood was
vastbesloten om nog tijdens de wereld oorlog een opstand te organiseren, omdat
men er van uitging dat het Britse leger de handen vol had in Europa, en er naar
alle waarschijnlijk ook hulp uit Duitsland zou komen. Het ging hierbij vooral
om wapens.
In 1916 werd besloten dat het moment
nu juist was en op maandag 24 april bestormden de Ierse strijders het
hoofdpostkantoor van Dublin, de Four Courts, wat het juridisch hart van Ierland
was, en nog verschillende andere gebouwen in de hoofdstad. De strijdmacht, die
uit meer dan 1200 mannen en vrouwen bestond was verdeeld in verschillende
groepen. De grootste groep was de Irish Volunteers aangevoerd door Patrick
Pearse met naast zich de wat kleinere Citizens Army, waarover James Connolly,
de grootste socialist die Ierland ooit heeft gekend, het bevel voerde. Dit
laatst genoemde volksleger bestond vooral uit vakbondsactivisten en linkse
strijders en had als doel het opzetten van een arbeidersrepubliek. Naast deze
twee groepen was er nog de Cumann na mBan, de Ierse Vrouwenraad, die met 200
strijdsters aan de opstand deelnaam. Buiten Dublin waren er nog zeker 3000
strijders, maar die kwamen maar beperkt in actie en het zwaartepunt van de
opstand bleef Dublin.
Nadat het hoofdpostkantoor overgenomen
was, werd dit het hoofdkwartier van de opstand en de Ierse driekleur werd
gehesen. Patrick Pearse las voor de hoofdingang de onafhankelijkheidsverklaring
voor waarin de Ierse republiek werd uitgeroepen. Het gebouw en de andere
overgenomen gebouwen werden ter verdediging ingericht en de bewapende strijders
namen hun posten in. Voor de Britten kwam dit alles als een totale verrassing.
Londen had geen idee van de plannen voor de opstand en kon pas na enige
vertraging reageren. Maar dit respijt duurde niet lang. Londen stuurde zwaar
bewapende troepen, inclusief artillerie naar Dublin, en er braken hevige
gevechten uit. Er vielen aan beiden kanten doden en gewonden, waarvan de meeste
Britse soldaten waren, en burgers die tussen de linies raakten. Een groot
probleem was dat de opstandelingen er niet meteen in waren geslaagd om het
regeringscentrum Dublin Castle, en de treinstations in te nemen. Vooral dit
laatste had grote consequenties omdat de Britten zonder veel problemen per
spoor versterkingen konden aanvoeren.
Overgave
Tijdens de strijd liet de Britse
regering met artillerie op de overgenomen gebouwen schieten, iets waar men
vanuit Republikeinse kant weinig tegenin kon brengen. Na dagen van beschietingen
vloog het hoofdpostkantoor in brand en de leiding van de opstand moest
verhuizen naar een ander gebouw, Nr 16 Moorestreet. Intussen waren alle
gebouwen omsingeld en liep het aantal slachtoffers snel op. Ook James Connolly
werd getroffen en moest zich met een verbrijzelde enkel uit de strijd
terugtrekken. Op zaterdag 29 april besloot Pearse dat het niet langer ging en
na overleg gaven de opstandelingen zich over. Op het hoofdpostkantoor na was
geen enkel overgenomen gebouw opgegeven en de strijders in deze gebouwen
staakten alleen de strijd na het bevel van Pearse. Sommige eenheden vochten nog
2 dagen door omdat ze niet wisten dat de leiding de strijd had gestaakt.
De strijders en de meeste leiders
werden gearresteerd waarbij het Britse leger veel geweld gebruikte. Meer dan
3000 mensen werden opgesloten in gevangenissen en kampen. Een deel was al snel
weer vrij. De leiders van de opstand werden beschuldigd van hoogverraad en voor
de krijgsraad gebracht. Er volgende een aantal doodvonnissen waarvan er uiteindelijk
16 werden uitgevoerd, meestal door een vuurpeloton. Ook Patrick Pearse en James
Connolly werden doodgeschoten. Connolly kon door zijn verwonding niet staan en
werd doodgeschoten terwijl hij vastgebonden op een stoel zat. De opstand, die
dus in bloed was gesmoord in een kleine week, leek voor niets te zijn geweest.
Maar dit bleek niet het geval. Tijdens de opstand en de nasleep werden de zaden
geplant voor wat later ging komen. Vooral de executie van Connolly had
kwaadbloed gezet, en vanuit de rijen van strijders dook een nieuwe naam op;
Michael Collins.
De Ierse Vrijstaat en de splitsing
Collins, die de hele opstand had mee
gemaakt, kwam tot de conclusie dat er een nieuwe tactiek nodig was. Terwijl
tijdens de opstand de leiders gewone militaire regels hadden gevolgd vond
Collins dat er eigen regels ontwikkeld moesten worden. Dat was in feite het
begin van de guerrillastrijd. Een strijd waar het Britse leger veel meer moeite
mee zou hebben dan met de Paasopstand. Deze guerrillastrijd barste pas echt los
in 1919 nadat de politieke arm van de beweging, Sinn Fein, na een
verkiezingsoverwinning, opnieuw de Ierse Republiek had uitgeroepen. De
strijders van Collins waren zo succesvol dat er onderhandelingen met de Britten
kwamen, die resulteerden in het Anglo-Iers Verdrag van 1921. Onder dit verdrag
werd Ierland opgedeeld in het zuiden, wat de Ierse Vrijstaat zou worden, en het
noorden dat onder Britse overheersing zou blijven.
Michael Collins accepteerde dit omdat hij er van uit ging dat het onder de
omstandigheden het enige haalbare resultaat was. Hij ging er vanuit dat het
noorden, wat nu Noord Ierland is, uiteindelijk ook bij de republiek zou komen.
Maar voor grote delen van Sinn Fein was dit helemaal niet zo duidelijk, en veel
strijders kwamen in opstand tegen de opdeling en dus ook tegen Collins. Onder
Britse druk liet hij op zijn voormalige kameraden schieten, en de opdeling was
een feit dat tot op de dag van vandaag de toekomst van Ierland bepaald. Michael
Collins werd door veel IRA en Sinn Fein leden, die tegen het verdrag waren, als
een verrader gezien. Hij had immers het noorden verraden en betaalde hiervoor
met zijn leven. Hij werd door IRA leden doodgeschoten.
Hoe het verder ging
De Ierse Vrijstaat, en later de Ierse
Republiek, ging zijn eigen weg en in Noord Ierland werd de oorlog, met
regelmatig tussenposen, voortgezet. Eind jaren 60 van de vorige eeuw bereikte
deze oorlog een nieuw hoogtepunt. De strijd zou tot begin jaren 90 duren, toen
het Verdrag van Hillsborough een verdeling van de macht in het noorden regelde.
De Republikeinen van Sinn Fein gingen het land samen met de Unionisten
besturen. Ondanks verschillende crisissen is dat nog steeds de realiteit.
Maar net als in de jaren 20 is ook nu
lang niet iedereen het eens met het verdrag. Immers de zaak is nog steeds niet
opgelost. De oorlog is voor grote delen stil gevallen en de IRA is officieel
ontbonden. Maar delen van de beweging zetten de oorlog voort. De groepen
gebruiken verschillende namen; de Real IRA, de Continuity IRA en de New IRA, waarvan
deze laatste vooral bestaat uit voormalige IRA leden die eerder het verdrag wel
accepteerden, maar zich nu verraden voelen. Zij blijven zich verzetten tegen de
Britse invloed en het feit dat er nog steeds geen verenigd Ierland is.
Herdenken en toekomst
Dit Paasweekend zal de Paasopstand van
1916 in Dublin groots herdacht worden. Met veel ceremonieel en veel soldaten.
Maar het zal worden gepresenteerd als een strijd voor medezeggenschap en niet
als een strijd voor een onafhankelijke republiek. Dat is geschiedvervalsing,
met als doel een eventueel opvlammen van de oorlog te voorkomen. Op zich zal
dit weinig nut hebben. De activisten die nog steeds strijden voor een verenigd
en onafhankelijk Ierland houden hun eigen herdenking in Coalisland, Noord
Ierland, op 27 maart, waar de opstand zal worden beschreven als een nog niet
afgemaakte revolutie. Terwijl Dublin de opstand alleen maar als een historisch
feit wil presenteren dat voltooide geschiedenis is, zullen de strijders van
vandaag de strijd nieuw leven in blazen. Precies daar is men in Dublin en
Londen zo bang voor.
Toch hebben de activisten van de
Republikeinse bewegingen een legitiem recht om de strijd voort te zetten.
Zeker, er zijn dingen verandert in Noord Ierland sinds de jaren 60. De
discriminatie tegen de Republikeinse minderheid is minder geworden en ook de
armoede is wat afgenomen, hoewel zeker niet verdwenen. Daar komt nog bij dat er
nu politieke vertegenwoordiging is, iets waar men 50 jaar geleden alleen maar
van kon dromen. Maar dat is allemaal niet voldoende. De strijders van vandaag
zeggen dat de onafhankelijkheidsverklaring van 1916 nog steeds niet volledig is
uitgevoerd. Immers, de opdeling blijft gehandhaafd en Ierland is nog steeds
niet verenigt. Daar komt bij dat de Britse invloed in het noorden nog steeds
heel groot is, dat de Britse geheime diensten blijvend actief zijn in Noord
Ierland, dat er nog steeds politieke gevangenen zijn die in de gevangenissen
worden mishandeld en dat activisten die zich tegen het zogenaamde vredesverdrag
verzetten op allerlei manieren worden dwarsgezeten en vals aangeklaagd. Het is
dan ook volkomen juist om tegen al deze zaken strijd te voeren, ook met wapens.
Het gaat immers om de bezetting van een deel van Ierland.
Zowel Londen als ook Dublin wil
voorgeven dat de symfonie helemaal is uitgespeeld en dat het resultaat
vaststaat. Maar het is duidelijk dat het slotakkoord nog niet heeft geklonken.
Pas als Ierland verenigd is, en de Britten vertrokken, zal de oorlog voorgoed
voorbij zijn. Daar zullen de geschiedenisvervalsers en de verraders binnenkort
achter komen. Samen met het onrecht, dat nog steeds heerst, zullen zij
verslagen worden. Ook al zal de strijd nog een keer 100 jaar duren, de
overwinning is uiteindelijk verzekerd.