Dit jaar is het 30 jaar geleden dat de
grote Britse mijnwerkersstaking begon. De staking zou een jaar duren en de
consequenties van het conflict zijn ook vandaag nog voelbaar. Daarom ook is het
belangrijk om nog eens naar de geschiedenis van de staking te kijken. De lessen
die we er uit kunnen trekken zijn nog steeds van belang voor de huidige
arbeidersklasse, zowel in Groot Brittannië als ook in de rest van de wereld. De
geschiedenis heeft nu eenmaal de gewoonte om zichzelf regelmatig te herhalen.
De staking begon eigenlijk op
plaatselijk niveau, op 4 maar 1984. British Coal, de koepelorganisatie waar de
meeste Britse mijnen onder vielen, maakte bekend dat er plannen waren om 20
verliesmakende mijnen te sluiten. De mijnwerkers in de Cortonwood mijn in
Yorkshire, die hun banen en toekomst bedreigd zagen, besloten om onmiddellijk
in staking te gaan. De mijnwerkersbond, de NUM geleid door Arthur Scargill, was
in die tijd een van de meest militante bonden in Groot Brittannië. De
mijnwerkers hadden tijdens vorige conflicten al menige staking gewonnen, en
zelfs regeringen verslagen. Het bleek echter al snel dat het conflict in 1984
van een heel andere orde was.
Nadat de staking in Cortonwood was
uitgebroken, riepen de betrokken mijnwerkers de NUM leden in andere mijnen in
de buurt op om ook te staken. Al snel riep Arthur Scargill een landelijke
staking uit, een oproep die door een grote deel van de mijnwerkers werd
gevolgd. Scargill maakte duidelijk dat het niet bij de sluiting van 20 mijnen
zou blijven, maar dat er een geheime lijst van zeker 70 mijnen was die de
regering en British Coal wilde sluiten. Dit zou het einde van de industrie
betekenen. De regering en British Coal ontkende dat er een geheime lijst was.
Het ging alleen om de 20 mijnen die verlies leden. De mijnwerkers geloofde
Arthur Scargill en de NUM, en niet de regering Thatcher en British Coal, dat
door de Amerikaan MacGregor werd geleid. Zij trokken met vliegende stakingsposten
de kolengebieden in om de mijnen die nog werkten stil te leggen.
Dat stilleggen was in de meeste
gebieden geen probleem, want de meeste mijnwerkers waren zonder meer bereid om
te staken voor het behoud van de mijnen en dus ook de banen. Maar de grote uitzondering
was Nottinghamshire. De mijnwerkers daar gingen er vanuit dat hun gebied zo
veel winst maakte dat hun banen niet op de tocht stonden. Ze weigerden te
staken. Dit tot woede van de rest van de NUM leden, die massaal naar Nottinghamshire
trokken om de mijnen daar als nog stil te leggen. De mijnen werden echter
afgeschermd door de politie, en de eerste confrontaties bleven dan ook niet
uit. Het zouden er velen worden, want de staking groeide uit tot een soort
burgeroorlog tussen de stakers en de politie.
Om dit beter te kunnen begrijpen
moeten we naar de achtergronden van de staking kijken. De mijnwerkers dachten
dat dit om een gewoon conflict ging om banen en het behoud van de mijnen. De
regering Thatcher had echter een heel ander scenario klaar liggen. De wortels
hiervan gingen verder terug. Thatcher was een extremist met veel fascistische
neigingen en daarbij hoorde een enorme haat tegen de arbeidersklasse en dan
vooral de vakbonden, die in Groot Brittannië erg machtig waren door een sterke
organisatie en hoge organisatiegraad. Verschillende Conservatieve regeringen
hadden hierdoor in het verleden klappen opgelopen en Thatcher was nu van plan
om wraak te nemen. Daar kwam nog bij dat ze twee jaar eerder de Argentijnen in
het Falklands conflict had verslagen en sinds die tijd probeerde ze alle
problemen met bruut geweld op te lossen.
Ze liet British Coal expres een
conflict uitlokken in een poging om de mijnwerkersbond te vernietigen. Omdat de
NUM de voorhoede van alle vakbonden was zou een nederlaag de bonden in het
algemeen kunnen breken. Precies daar was Thatcher op uit. MacGregor speelde
natuurlijk zonder problemen mee. Hij stond al jaren bekend als een havik. Daar
kwam nog bij dat Thatcher eigenlijk van de hele kolenindustrie af wilde, en dit
leek een mooie gelegenheid. Eerder al had ze de wetten aangepast om de bonden
aan banden te leggen. Er was dus vanaf het begin een geheime agenda die het
verloop van de staking zou bepalen.
Onder de nieuwe wetten moesten
vakbonden een schriftelijke stemming houden voordat er werd gestaakt. Hier was
de NUM echter principieel op tegen. Besluiten werden genomen op vergaderingen
door middel van hand op steken. Ook nu
werd deze methode gebruikt en de NUM ging dus ook een conflict aan met de
Thatcher wetten. Het strijdterrein was duidelijk en de mijnwerkers waren overal
toe bereid, niet alleen voor zichzelf, maar voor de hele arbeidersklasse.
Met het verstrijken van de tijd nam de
spanning in de kolengebieden steeds meer toe. Er waren regelmatig vechtpartijen
met de politie en in de mijnwerkersdorpen in het zuiden van Yorkshire begon de
politie een complete terreurcampagne. Mensen werden zonder reden opgepakt en
opgesloten. Het doel was om ze bij de stakingsposten vandaan te houden. De
mijnwerkers lieten zich echter niet weerhouden en probeerde de cokesfabriek van
Orgreave stil te leggen. Op 18 juni 1984 liep dit uit op een massale veldslag
met de politie, die als een soort paramilitaire kracht optrad gewapend met
knuppels, honden en paarden. Tijdens de gevechten werd Arthur Scargill buiten
westen geslagen en gearresteerd. Veel mijnwerkers werden mishandeld en door de
illegale praktijken van de politie lukte het niet om Orgreave totaal buiten
bedrijf te krijgen.
Ondanks dit alles hielden de
mijnwerkers en de NUM vol. Nottinghamshire bleef werken en zette zelfs een
verradersvakbond op. Sommige bonden steunden de NUM, maar velen en ook de
Labour Partij deden niets anders dan aandringen op een compromis. Van echte
steun uit die hoek was geen sprake, van verraad des te meer. Via de nieuwe
vakbondswetten werden de gelden van de NUM in beslag genomen, maar de bond kwam
op andere manieren aan geld. Overal collecteerden de mijnwerkers en ook in het
buitenland werd geld opgehaald voor de stakers. Er ontstond een enorm solidariteitsnetwerk
dat de wetten omzeilde. Ook kwam er geld uit Libië. Dit stelde de NUM in staat
om de staking voor te zetten.
Een speciaal hoofdstuk in deze strijd
vormden de vrouwencomités. Zij steunden de mannen, haalden geld op, runden de
gaarkeukens en organiseerden acties en manifestaties. Vaak waren zijn nog
feller en fanatieker dan de stakers zelf. Maar een staking maandenlang
volhouden is niet makkelijk. Eerst kwamen er onderkruipers van buiten naar de
mijnen, later keerden ook sommige stakers terug omdat ze geen middelen meer
hadden en uitgeput waren. Toen in maart 1985, een jaar na aanvang van de
staking, steeds meer mannen weer aan het werk gingen, besloot de NUM om de
staking te stoppen. Verder gaan tot de actie totaal zou verlopen zou verkeerd
zijn geweest. Men besloot om op 5 maart weer aan het werk te gaan.
Echter, de mijnwerkers gingen niet
terug als een verslagen groep. Bij iedere mijn ging men in optocht weer aan het
werk met de fanfare en het vakbondsvaandel voorop. Dit om te laten zijn dat men
niet verslagen was in deze ongelijke strijd. Van een vakbondsconflict had
Thatcher bijna een burgeroorlog gemaakt. Niet al te lang na het einde bleek dat
er inderdaad een geheime lijst was en dat bijna alle mijnen zouden worden
gesloten. Arthur Scargill en de NUM hadden gelijk gehad. Thatcher en MacGregor
waren de leugenaars. Intussen, 30 jaar later, is er bijna geen mijn meer over.
Een hele industrie is vernietigd op het altaar van Thatcher’s misdadige
kapitalisme. Toen ze een paar jaar geleden overleed werd er in de voormalige
kolengebieden feest gevierd. De heks was eindelijk dood. Alleen jammer genoeg
veel te laat.
Dit laatste bewijst dat de staking nog
lang niet is vergeten. Nog steeds zijn er oproepen voor een onderzoek naar de
illegale politiepraktijken bij Orgreave, en onderkruipers worden nog steeds met
de nek aangekeken, ook nog na 30 jaar. Veel mijnwerkers keerden de Labour
Partij de rug toe en zetten een eigen partij op, de Socialist Labour Party. Arthur
Scargill was een van de oprichters. De partij is klein, maar actief en heeft
een vaste plaats tussen de vele linkse organisaties en partijen in Groot
Brittannië. Het gevoel te zijn verraden heeft de mijnwerkers nooit verlaten.
Had er een andere uitkomst kunnen
zijn? Zeker, als de eenheid groter was geweest. Als arbeidersklasse staan we
altijd tegenover een enorme tegenmacht. Die tegenmacht, samen met hun
leugenpers en sociaal democratische klassenverraders, kan alleen door eenheid
overwonnen worden. En die eenheid ontbrak, door het doorwerken van Nottinghamshire.
Overigens zijn ook daar de meeste mijnen gesloten. De veiligheid die men daar
voelde bleek een illusie. Toen men daar achterkwam was het al veel te laat. Er
was ook eenheid nodig geweest van alle bonden, maar ook daar ontbrak het aan,
vooral door de konkelactiviteiten van rechtse leiders en de Labour leiding.
Toch was het juist voor de NUM om de
strijd aan te gaan. Men kon immers in het begin niet weten dat het een totale
oorlog zou worden. De mijnen en de banen moesten immers verdedigd worden, ook
voor toekomstige generaties. Tijdens de staking lieten de Conservatieven hun
ware gezicht zien als fascisten met stropdas en aktetas. Dat was voor de
arbeidersbeweging toch een nieuw fenomeen. De mijnwerkers hebben goed partij
gegeven, en gingen ook uit van het oude Engelse spreekwoord: “It’s better to
have fought and lost, then never to have fought at all.” De mijnwerkersstaking
van 1984-85 is niet meer weg te denken uit de Engelse arbeidersgeschiedenis en
wordt nog steeds als voorbeeld gezien als het gaat om strijdlust en volhouden
tot het bittere einde. Voor alle toekomstige conflicten is de les duidelijk; om
een overwinning te behalen is er eenheid nodig, dat geldt voor iedere oorlog en
dus ook voor de klassenoorlog.
In deze video gaat Arthur Scargill
terug naar Orgreave, 30 jaar later:
* Here we go, Here we go, Here we
go; was het parool van de stakende
mijnwerkers.