Zoals we in Deel 1 zagen begon de
spanning binnen de Binnenlandse Strijdkrachten in de winter 1944-45 steeds
verder toe te nemen. De BS kende een elitaire commandostructuur met als
bevelhebber Prins Bernhard. In het bezette gebied deelde Henri Koot de lakens
uit. In deze periode ontstond er een enorme hetze tegen het communisme, die
werd gevoed door de angst van de oude heersende kliek voor een communistische
machtsovername. Overal doken geruchten op dat er geheime communistische
wapenopslagplaatsen waren, en RVV groepen werden beschuldigd van het plannen
van een machtsovername na een Duitse capitulatie. Het is bekend dat de regering
in Londen en de oranje kliek er net zo over dachten. Er werd zelfs gedreigd met
acties tegen de RVV door de leidingen van de OD en de LO/LKP. Volgens de
onderzoeker is het niet duidelijk of de dreigementen ook waar zijn gemaakt. Hij
wil niet zien dat de kans groot is dat de gebeurtenissen in Velsen, IJmuiden en
Haarlem hier wel op wijzen. En niet alleen daar. In Groningen werden 2 vooral linkse
verzetsgroepen verraden door de agent Karel Mans die door Londen was gestuurd.
Hij werd in november 1944 gepakt en bood aan met de SD samen te werken. Met de
SD’er Knorr sloot hij een antilinkse samenwerkingsovereenkomst af. Later wist
hij te ontsnappen en bood zijn verontschuldiging aan voor zijn verraad. Dezelfde
man werd na de bevrijding medewerker van de Politieke Recherche Afdeling (PRA).
Knorr werd kort na de bevrijding in zijn cel doodgeschoten. Volgens de SD’er
Faber om zijn deal met Mans niet te laten uitlekken. Ook in Amersfoort gebeurde
raadselachtige dingen waar vooral RVV leden het slachtoffer van werden.
Toch ziet von Benda hier geen patroon
in. Hij moet wel toegeven dat er veel anti communisme was en dat deze
hysterische hetze in feite op niets was gebaseerd. Over de jacht op de
zogenaamde “wilde” verzetsgroepen heeft hij te weinig informatie. Zelfs als
buitenstaander kun je opmaken dat al deze zaken met elkaar te maken hebben. Dat
dit allemaal toeval was kan nooit de conclusie zijn. In de meeste gevallen zien
we, net als binnen het kader van de
Velser Affaire, hetzelfde beeld. Politiemannen en notabelen die in de eerste
jaren van de bezetting de orders van de Duitsers gewoon uitvoerden. In 1943 of
later kozen zij eieren voor hun geld en gaven zij steun aan het verzet of
gingen er deel van uit maken. Meestal gebeurde dit via de OD of de LO/LKP.
Bijna al deze figuren waren al voor de oorlog anticommunistisch en dat
veranderde in de bezetting niet. In Velsen en IJmuiden speelde dit nog sterker
dan elders. Toen het einde van de bezetting in zicht kwam vreesden zij dat de
oude kliek van voor 1940 aan de kant zou worden gehouden en dat de CPN en
anderen linkse groepen hun succes en verdiensten in het verzet zouden
verzilveren. Dat was de voedingsbodem voor zaken zoals de Velser Affaire. Hoe
ver men hierin is gegaan is nog steeds niet duidelijk, maar alle aanwijzingen
geven aan dat men heel ver ging.
De bovengenoemde figuren hadden
meestal al langer contacten met de SD en andere Duitse instanties. Instanties
die zelf ook anticommunistisch waren. Dit alles verklaart heel veel. Maar blijkbaar
niet voor de onderzoeker, want hij wringt zich in allerlei bochten om andere
verklaringen te vinden. Vaak schrijft hij hierbij in tegen zijn eigen
bevindingen. Zo heeft hij ontdekt dat in de laatste dagen van de bezetting
verschillende SD’ers, waaronder Lages, hebben geprobeerd om hun dossiers over de
CPN aan “vooraanstaande Nederlanders” te verkopen, waaronder Henri Koot. De
prijs was 100.000 gulden. De Nederlanders waren bereid om te betalen. Alleen is
niet duidelijk geworden of de transactie ook is doorgegaan. Wel was Bureau
Inlichtingen, de voorloper van de BVD, betrokken en men zal de dossiers niet
hebben willen kopen omdat er gebrek aan lectuur was. Ook dit is weer een
aanwijzing voor een hetze tegen de CPN en het communistisch verzet die tot in
de hoogste kringen ging. De onderzoeker houdt het er maar weer op dat hij geen
gegevens heeft gevonden voor een gecoördineerde campagne tegen de CPN. Volgens
hem is er ook geen bewijs dat Nico Sikkel van Gerbrandy de opdracht had om de
communisten in te perken of uit te schakelen. Hij gaat er van uit dat alles op
papier moet staan om waarheid te zijn. Maar in een oorlog en zeker de chaos van
de laatste maanden werd niet alles op geschreven, wat logisch is. Maar dat
betekend niet dat het niet is gebeurd. Veel feiten geven aan dat er wel
degelijk iets aan de hand was. Die feiten schrijft hij nota bene zelf op.
Ook over de dood van Hannie Schaft
staat veel in het boek. De schrijver zegt dat Hannie voor haar arrestatie niet
is verraden. Ze werd gewoon opgepakt tijdens een controle met een pak Waarheid
kranten en een pistool in haar handtas. Dat klopt. Maar de Duitsers wisten niet
wie ze in handen hadden en volgens von Benda is het mogelijk dat ze dit via van
der Voort en Kuntkes aan de weet zijn gekomen. Sikkel en de SD’er Luurssen, die
in Den Haag werkten maar ook min of meer in het verzet zat, zouden nog een
poging hebben gedaan om haar voor executie te bewaren. Maar hij moet toegeven
dat deze poging waarschijnlijk meer schijn was en dat ze er niet echt rauwig om
waren dat Hannie werd vermoord. Na de oorlog werden de betrokken Duitsers
verhoord, maar hier kwam weinig zinnigs uit, volgens de dossiers. Maar dat is
niet verwonderlijk want Kuntkes, die toen voor de POD werkte, deed zelf de
verhoren. Uitspraken die hem of zijn trawanten in de problemen konden brengen
zal hij echt niet hebben opgeschreven. De stelling van von Benda dat Hannie
niet is verraden is dus niet houdbaar. Er was in de laatste weken een deal
tussen de Duitsers en het verzet en daardoor werden een aantal mensen gered.
Maar dit gold niet voor Hannie Schaft. De reden laat zich raden. Overigens werd
tijdens deze onderhandelingen ook over zogenaamde links extremisten gesproken.
Zowel het oranjeverzet als ook de Duitsers hadden belang bij het onder controle
brengen van de linkse groepen, zoals de RVV. Het is niet duidelijk wat hier mee
is gedaan, maar het is wel een belangrijk element.
Duidelijk wel is dat de Duitsers al
veel informatie hadden over Hannie via Jan Bonekamp, die na een liquidatie door
de Zaandamse politieman Tonny Jansen in handen van de Duitsers terecht kwam.
Jansen, die al voor de oorlog anticommunist was, vond de gewonde Bonekamp in
een steeg en had hem kunnen redden. Maar hij leverde hem zonder medeleven uit
aan de SD die zo de kans kreeg om informatie over Hannie uit de zwaargewonde
Bonekamp te pressen, doormiddel van injecties. Jansen had de dood van Bonekamp
en deels ook die van Hannie op zijn geweten. Na de oorlog kreeg hij twee en
half jaar gevangenisstraf voor collaboratie, maar in de aanklacht werd de
uitlevering van Bonekamp aan de SD niet eens meegenomen. Jansen werd zelfs
geprezen voor zijn verdiensten voor het verzet. Ook weer zo’n toeval?
Zoals gezegd kwamen Sikkel, Kuntkes en
Engels na de bevrijding in leidende posities in de Politieke Opsporingsdienst
(POD), en konden zo zonder veel problemen hun sporen uitwissen. Ze waren bezig
met verrijking, intriges en het dwarsbomen van onderzoeken nadat er veel
klachten tegen de kliek waren ingediend. Ook hun anticommunisme stopte niet.
Engels liet alle linkse leden van de POD in 1946 ontslaan omdat ze volgens hem
niet naar hem luisterden. Ook dat was een drogreden om zijn haat tegen alles
wat links was te versluieren. Al deze zaken beschrijft von Benda in detail. De
conclusie dat hier heel veel niet klopte schreeuwt je van iedere pagina
tegemoet. Maar von Benda blijft ontkennen dat er een complot was, en zelfs nu
nog is. Hij verschuilt zich achter het feit dat Justitie wel probeerde om rechtszaken
van de grond te krijgen, maar dit mislukte steeds door vormfouten of het
overschrijden van termijnen. Hij wil niet zien dat dit een veel gebruikte truc
is om zaken die niet gewenst zijn te laten mislukken. Alleen van der Voort werd
veroordeeld voor corruptie en kreeg ontslag. Maar dat was alles.
In de jaren na de oorlog kwam de
Velser Affaire vaak in de pers met veel details. Twee journalisten die hier
afzonderlijk mee bezig waren kwamen in vreemde omstandigheden om het leven. Von
Benda haast zich hier aan toe te voegen dat zij niet werden vermoord door de
BVD. Maar hij geeft wel toe dat de manuscripten waar de mannen aan werkten
spoorloos verdwenen. Van een van de manuscripten werd alleen de kaft
teruggevonden. Hij zegt ook dat verschillende rapportenboeken van de politie
onvindbaar zijn en dat hij niet kan garanderen dat alle dossiers over de Velser
Affaire compleet zijn. Ze waren in vele handen, waaronder die van Joop Engels.
Hij had de kans om alle dingen te verwijderen die hem niet welgevallig waren. Zo
is een kritisch rapport over Sikkel dat RVV leider Gerben Wagenaar al tijdens
de bezetting schreef gewoon verdwenen. Von Benda geeft ook niet aan of hij wel
alles heeft mogen zien. Het lijkt er niet op dat hij daar ook echt strijd voor
heeft gevoerd. Als hij dat wel had gedaan zat hij waarschijnlijk nu niet bij
het NIOD. Von Benda geeft wel toe dat de groep rond Sikkel zowel tijdens en ook
na de bezetting veel slachtoffers heeft gemaakt en dat dit bijdroeg aan de
klachten van heel veel mensen. Maar volgens hem was er toch geen sprake van een
doofpot. Hij zegt wel meer over het anti communisme dan in eerdere onderzoeken
het geval was. Maar hij wil niet accepteren dat precies dit de basis van de
Velser Affaire is.
Hoe nu verder? Ons standpunt blijft
dat von Benda uit de feiten die hij zelf boven water heeft gehaald de verkeerde
conclusies trekt. Alles wijst er op dat er wel degelijk een anticommunistisch
complot was dat aan een aantal verzetsmensen het leven heeft gekost. Hij
verschuilt zich achter de bewering dat over een aantal zaken geen gegevens op
papier staan. Dat betekend echter niet dat er niets is gebeurd. Vaak is het ook
een zaak van interpretatie. Alles wijst er op dat er meer te vinden is, maar
daar is een meer tegendraadse onderzoeker voor nodig. Zo laat von Benda de rol
van BS bevelhebber Bernhard bijna volledig buiten beschouwing. Toch zijn er
aanwijzingen dat hij wel degelijk betrokken was, en er op zijn minst van heeft
geweten. Maar dat past niet in het straatje van deze onderzoeker, dus is het
dan maar niet gebeurd, vindt hij.
Ondanks de verkeerde conclusies bevat
het boek veel feiten die voor een nieuwe aanval op de doofpot kunnen worden
gebruikt, niet alleen met betrekking tot Velsen, maar landelijk. Er zal een
tijd komen dat de Nederlandse elite haar geheimen zal moeten prijsgeven. Rest
alleen nog de vraag wie het breekijzer wil zijn. Een ding is zeker, van opgeven
kan geen sprake zijn. Dat zijn we de slachtoffers schuldig.
“De Velser Affaire” Bas von Benda Beckmann Uitgeverij Boom, november 2013
Geen opmerkingen:
Een reactie posten